Breng mij naar het informatiepaneel!


In de vroege morgen van 2 oktober 1944 stond een zogenaamde ‘Ranger’ missie gepland: het diep binnenvliegen van het vijandelijk luchtruim om vijandelijk materieel aan te vallen, in de regio van Bad Zwischenahn en de vliegvelden tussen daar en Rheine. Het echte doel van de missie was om een aantal vliegvelden te verkennen waar speciale He 111 bommenwerpers die V-1 vliegende bommen konden dragen stonden. Nadat een eerder poging niet slaagde, werd dit op 2 oktober nogmaals geprobeerd.

Op 27 september 1944 stegen Joseph Berry en zijn vleugelman Flight Lieutenant Ernest Leopold Williams op om deze vliegvelden te verkennen. Echter was het weer zo slecht dat het tweetal hun missie net ten oosten van Rheine moest afblazen. Na op de terugweg een aantal treinen bestookt te hebben landden zij weer op RAF Bradwell Bay. Hun tweede poging zou plaatsvinden op 2 oktober 1944.

Door het hoge risico van deze missie besloot Squadron Leader Joseph Berry, in Tempest EJ600 SD-F, wederom om mee te vliegen als vluchtleider. Om 05:35 uur stegen de drie Tempests van RAuxAF 501 (County of Gloucester) Squadron op vanaf RAF Bradwell Bay.

Het drietal, Squadron Leader Joseph Berry, Flight Lieutenant Ernest Leopold William en Flight Lieutenant Claude Alexander Hansen vloog via Egmond aan Zee Nederland binnen op een hoogte van vijftien meter om onder de radar te blijven.

De drie Tempests, geleidt door Tempest EJ600 SD-F, onderweg naar hun missiegebied, een schilderij door Ivan Berryman

Voor meer informatie over Joseph Berry, klik op onderstaande uitvouwbare balk.

Joseph 'Joe' Berry werd geboren als tweede van drie kinderen en als eerste zoon van Arthur J. Berry en Mary Rebecca Berry in een klein mijndorpje in County Durham, op 28 februari 1920. Nadat het gezin was verhuisd naar Northumberland ging hij naar de plaatselijke lagere scholen totdat hij naar de Duke Grammar School in Alnwick. Daar werd hij herinnerd als klein, stil en onopvallend, een goede student met een scherpe geest.

Toen Joe van school kwam, ging hij werken als ambtenaar bij de Belastingdienst. Toen hij 16 jaar oud was moest hij voor zijn werk een woning in Nottingham betrekken. Al op jonge leeftijd had Joe het 'vliegvirus' toen hij op 12-jarige leeftijd het geluk had om de lucht in te gaan in een van Alan Cobham's "Flying Circus" die naar Alnwick kwam in 1932, dus het was geen verrassing dat toen het tijd werd om zijn land te dienen, Joe koos voor de Royal Air Force.

Joe's eerste kennismaking met het RAF-leven begon nadat hij zich op 8 augustus 1940 had aangemeld bij No.9 Aviation Candidates Selection Board (ACSB) waar hij werd aanbevolen voor de opleiding tot piloot/waarnemer. Hij reisde toen, zoals de meeste vliegtuigbemanningen in opleiding, door het hele land om zijn vak te leren bij verschillende vliegscholen en luchtmachtinstellingen in verschillende landen.

Joe werd teruggeplaatst naar Blackpool waar hij zijn basistraining had gedaan; zijn eerste squadronplaatsing voor operationele vliegtaken was bij 'A' Flight, RAF 256 Squadron, te RAF Squires Gate op 22 augustus 1941. Dit was een nachtjager Squadron uitgerust met Boulton & Paul Defiant nachtjagers. Zijn commandant, Squadron Leader Christopher Deansley beschouwde Joe als een piloot met een bovengemiddelde vaardigheid.

Buiten het vliegen was er ook tijd voor ontspanning: vliegers tijdens hun voetbaltraining te RAF Squires Gate, Joe derde van rechts

De maanverlichte nacht van 4 november 1941 bracht de jonge Sergeant Joe Berry bijna een tragedie, tijdens een oefenvlucht met nachtjagers vanaf RAF Squires Gate. Om 22:40 uur kreeg Joe's Defiant T4053 problemen met de oliedruk, nadat de motor onregelmatig was gaan lopen en de Merlin motor uitviel. Na eerst RAF Squires Gate op de hoogte te hebben gesteld van hun hachelijke situatie werd besloten om het toestel met hun parachutes te verlaten.

Op een hoogte van 4700 voet werd de boordschutter van de Defiant, de 21-jarige Flight Sergeant Edward Vivian Williams, verteld om als eerste het toestel te verlaten terwijl ze nog boven land vlogen. Echter blies de lichte noordoostenwind hem de Ierse Zee in. Joe verliet het toestel op 2700 voet en landde veilig in een veld bij Skippool.

Nadat RAF Squires Gate om 23:00 uur van deze noodsituatie op de hoogte was gesteld, werden de reddingsboten van Fleetwood en Blackpool te water gelaten om Flight Sergeant Edward Vivian Williams te vinden. Zijn geroep werd verschillende keren gehoord maar na een zoektocht van vijf uur in totale duisternis werd hij niet gevonden; zijn lichaam spoelde de volgende ochtend vroeg aan op de kustlijn van Fleetwood.

Op 14 maart 1942 werd Joe bevorderd van Sergeant tot Pilot Officer en een paar maanden later verhuisde RAF 256 Squadron zuidwaarts van RAF Squires Gate naar RAF Woodvale bij Formby, Liverpool. Het Squadron was intussen overgestapt naar de Bristol Beaufighters. Op 7 december verhuisde "A" Flight van RAF 256 Squadron nu naar RAF Ballyhalbert in Noord-Ierland, maar Joe bleef op RAF Woodvale om zijn Night Fighter Training (NFT) te doen. Rond de jaarwisseling kwam het goede nieuws dat de piloten spoedig overzee zouden worden uitgezonden.

Joe en zijn navigator/radiotelegrafist Ian Watson en medejagerpiloot en vriend Bryan Wild en zijn radiotelegrafist Ralph Gibbons namen de trein naar RAF Filton bij Bristol om hun gloednieuwe Beaufighters op te halen. Na eerst vitale brandstofverbruik- en luchtvuurtesten te hebben uitgevoerd bij 44 Group, Ferry Command, Ferry Training Unit (FTU) Lyneham, waren ze klaar voor hun lange reis overzee.

Het tweetal vloog met hun Beaufighter V8500 naar Portreath, Overseas Aircraft Delivery Unit (OADU), te Cornwall om bij te tanken en vervolgens op 24 januari 1943 van Portreath naar Gibraltar. Van Gibraltar naar Maison-Blanche op de 25ste, de volgende dag vlogen ze van Maison-Blanche naar Setif in het Atlasgebergte ongeveer 140 mijl van Algiers.

Uiteindelijk kwamen ze terrecht bij No.8 Aircrew Unit (AU) te Algiers. Dit was een 'pilot pool' waar vliegtuigbemanningen uit Groot-Brittannië wachtten op detachering naar hun verschillende Squadrons in de regio. Na ontvangst van hun nieuwe detacheringen op de 26e keerde het paar terug naar Maison-Blanche om lid te worden van 'A' flight, RAF 153 Squadron op 30 januari 1943.

Vliegers van de 'pilot pool' in Algiers met Joe tweede van rechts, februari 1943

In de vroege uren van 11 april keerden Joe en Ian terug van een andere CGI (Ground Control Intercept) patrouille, ze hadden gemeld geen geluk te hebben na twee goede vluchten te hebben gemaakt.

Toen vloog plotseling de bakboordmotor van hun Beaufighter Mk.VIF V8629 TB-N in brand, waardoor de twee hun toestel moesten verlaten. Joe moest voor de tweede keer vertrouwen op zijn parachute boven de Middellandse Zee, wat resulteerde in een gedwongen 6 ½ uur durende beproeving op het water in een rubberboot voordat ze gered werden.

Op 6 mei ontvingen ze nieuwe orders en twee dagen later werden Joe en Ian naar 'B'-vlucht RAF 255 Squadron in Setif gestuurd, waar ze weer met Beaufighters vlogen. Dit squadron had nog geen enkele overwinning behaald, een van de belangrijkste taken van deze nachtjagerseenheid was het afweren van Duitse en Italiaanse vliegtuigen die konvooien aanvielen in de Middellandse Zee op de route van Gibraltar naar Suez.

Groepsfoto van RAF 255 Squadron, 'B' Flight bij een Beaufighter Mk.VIF met Joe derde van links in de tweede rij (van onderen)

Met nog een verplaatsing op 24 mei vanaf Setif opereerde het paar nu een paar maanden vanaf vliegveld La Sebala en daarna naar Bone, terwijl hun Squadron dezelfde rol behield tot juli met de nachtverdediging van de gebieden Bone/Algiers. Geleidelijk aan breidde de rol van het squadron zich uit tot konvooibegeleiding, toen de Siciliaanse campagne begon bleven ze in Noord-Afrika.

Op 17 augustus 1943 vlogen ze met hun Beaufighter naar Baglio-Rizzo (Bo-Rizzo), aan de noordwestkant van het eiland Sicilië waar het squadron net was gestationeerd. Vanaf hun nieuwe vliegbasis met bomschade werden vluchten gevlogen over Palermo, Napels, Capri en later in september de invasievloot en de strandhoofden van Salerno. Patrouilles werden om de nacht gevlogen in deze gebieden, Beaufighter Mk II, IV, VIF, VII en VIII's werden allemaal gevlogen en ze maakten meerdere malen contact met vijandelijke vliegtuigen en hadden verschillende keren achtervolgingen maar kregen geen beloning voor hun harde werk, in de woorden van Ian Watson hadden ze 'Niemand om mee te spelen'.

Nacht na nacht ging dit door totdat ze uiteindelijk hun score openden door hun eerste van in totaal drie vijandelijke vliegtuigen neer te schieten. In de nacht van 8 september, vliegend op 8.000 voet, maakten ze contact met een vijandelijk toestel net ten zuiden van Capri. Ze verloren dit contact een paar keer tijdens hun achtervolging vanwege de abrupte manoeuvres van hun doelwit, maar toen ze het eenmaal weer hadden opgepikt, waren ze vastbesloten het te blijven achtervolgen.

Nu ze op 11.000 voet vlogen slaagden ze erin een visuele waarneming te krijgen tegen de achtergrond van de heldere sterrenhemel, het vliegtuig naderend tot 300 voet werd geïdentificeerd als een Junkers Ju 88, het vijandelijke vliegtuig trok scherp naar bakboord en steeg op. Snel opende Joe het vuur met alle kanonnen en gaf een kort salvo vanaf 600 voet afstand maar er werden geen treffers gezien. De Ju 88 begon ontwijkingsmanoeuvres uit te voeren, maar na nog een twee seconden durend salvo terwijl hij achter zijn prooi dook, zag hij wel treffers op de stuurboordvleugel die toen in vlammen opging. Nog een salvo van 3 seconden was genoeg om het lot te zegelen terwijl ze toekeken hoe het een ondiepe bocht maakte en vervolgens brandend in zee neerstortte. Joe en Ian zagen niemand het toestel verlaten.

Joe wist in totaal drie Duitse vliegtuigen neer te schieten:

  • 8 september 1943 (21:45 uur): Ju 88, Naples (ten zuiden van Capri)
  • 10 september 1943 (02:30 uur): Me 210, Naples (Lago Paola)
  • 23 oktober 1942 (18:55 uur): Ju 88, Naples (ten zuiden van de Volturno rivier)

Na een periode van welverdiend verlof bij zijn terugkeer in Engeland, ging Joe op 20 december 1943 voor een paar maanden naar de No.10 Group in Defford, naar de Telecommunications Flying Unit (TFU) in Worcestershire, waar hij in de defensieve sectie vloog. Deze eenheid was betrokken bij topgeheim werk op het gebied van radiotegenmaatregelen en de ontwikkeling van radar- en navigatieapparatuur. Joe werd vervolgens op 22 februari 1944 op verzoek van Wing Commander Hartley overgeplaatst naar de luchtgevechtsuniversiteit van de RAF, de Fighter Interception Unit (FIU) in Ford; daar zou hij een aantal verschillende typen vliegtuigen vliegen op experimentele technieken voor nachtgevechten.

Joe kreeg in maart 1944 het Distinguished Flying Cross (DFC) voor het neerschieten van de drie vijandelijke vliegtuigen en werd op 14 maart 1944 bevorderd tot Flight Lieutenant. Het bijschrift luidde als volgt: "Deze officier is een uitzonderlijk capabele piloot die in de loop van een lange en inspannende tour drie vijandelijke vliegtuigen heeft vernietigd. Tijdens operaties bij Salerno in september 1943 schoot hij een Junkers 88 in vlammen neer en de volgende nacht vernietigde hij een Messerschmitt 210 boven de Italiaanse kust. Zijn derde overwinning vond plaats boven Napels in oktober 1943 toen hij nog een Junkers 88 neerschoot. Flying Officer Berry is twee keer gedwongen geweest zijn toestel te verlaten en heeft koelbloedig en moedig geopereerd tegenover zware vijandelijke actie."

Op 22 juni kreeg de Fighter Interception Unit hun eerste Hawker Tempest Mk.V om te testen. De volgende dag ontvingen ze er nog drie. Op de 25ste vloog Squadron Leader Daniel, een mede-FIU lid, met zijn Tempest naar Newchurch om zich bij Flight Lieutenant Joe Berry te voegen die daar de dag ervoor met Wing Commander Hartley was gestationeerd. De Wing Commander was toen teruggekeerd naar RAF Wittering na het afleveren van twee Tempests,

Edward 'Teddy' Daniel en Joe zouden toen een klein detachement vormen om 'anti-diver' missies uit te voeren (het neerschieten van V-1 'Doodle Bug' vliegende bommen).

Deze Tempest-piloten werden de kern van een speciaal team en kregen de taak om de Vliegende Bommen te verslaan die op Zuid-Engeland begonnen te landen en de regering grote zorgen baarden; deze vlucht opereerde voornamelijk 's nachts.

Op de 28ste opende Joe zijn score in de strijd tegen de V1, ondanks het verschrikkelijke weer, door die middag zijn eerste twee 'Doodle Bugs' te vernietigen; dit zou het begin zijn van een recordaantal overwinningen op vliegende bommen. De volgende dag werd het eenzame tweetal vergezeld door een andere ervaren piloot van RAF Wittering, Flight Lieutenant Jones. Nacht na nacht vlogen ze vluchten in weer en wind en bewezen de dagjagers dat goede piloten nog steeds konden vliegen ongeacht de weersomstandigheden.

Met ongewoon slecht weer dat aanhield in juli gingen de patrouilles nog steeds door; op de tweede van de maand kwam Joe in een achtervolging terecht met een vliegende bom. De V1 ontplofte met een verblindende flits. Helaas was hij deze keer te dichtbij en brokstukken van de bom sloegen tegen zijn vliegtuig.

Het angstaanjagende geluid van zijn haperende motor vertelde Joe dat het tijd was om naar huis te gaan; dus zette hij koers naar RAF Newchurch en loodste zijn vliegtuig terug naar de basis, langzaam hoogte verliezend en voortdurend om zich heen kijkend naar tekenen van vuur. Zonder motor, landingsgestel en flaps naar beneden had hij maar één kans om zijn Tempest te landen, hij kon het zich niet veroorloven om de landingsnadering verkeerd te doen; met al zijn kracht en vaardigheid slaagde hij erin om een perfecte landing te maken net voor het einde van de landingsbaan. Toen de auto die hem tegemoet kwam tot stilstand kwam, zei hij met een glimlach op zijn gezicht tegen de chauffeur: "That aircraft’s unserviceable Sergeant."

Op 4 augustus 1944 ontving Joe een 'bar' bij zijn DFC. Hij was twee weken eerder voorgedragen voor een Distinguished Service Order (DSO) door Wing Commander Hartley. Het bijschrift luidde als volgt: "Flight Lieutenant Berry is een zeer vaardige en vastberaden piloot. Hij heeft een zeer groot aantal vluchten gemaakt en zijn gretigheid en plichtsbesef zijn altijd uitzonderlijk geweest. Deze officier heeft, in een korte periode talloze vliegende bommen vernietigd."

Onversaagd ging zijn werk verder met de vernietiging van nog 5 vliegende bommen in de volgende nacht.

Voor zijn ongeëvenaarde vaardigheid en harde werk werd Joe gepromoveerd tot Squadron Leader en kreeg het commando over zijn eigen squadron op RAF Manston, dat zich toelegde op het 's nachts verslaan van de vliegende bommen.

De bemanningen van het 'nieuwe' RAF 501 Squadron waren afkomstig van Fighter Command squadrons met geschikte nachtjagerervaring, Mosquito nachtjagerpiloten en andere dagjagerpiloten die een hoger dan gemiddeld totaal aan nachtvlieguren op hun naam hadden staan. Binnen de eerste 10 dagen nadat hij het commando had overgenomen en vijf van zijn collega FIU-officieren met zich meenam was de score van RAF 501 squadron vertienvoudigd, wat meteen begon in de nacht van 11 augustus met de vernietiging van acht vliegende bommen. Deze datum viel ook samen met Joe's voltooiing van vier volle jaren RAF-dienst.

Nu erkend als de recordhouder 'Doodle Bug Killer', werd Joe ontboden in het gebouw van het Ministerie van Informatie in Londen voor een Anglo-Amerikaanse 'High Level' conferentie met andere leden van Fighter Command, Balloon Command en het Observer Corps van de Air Defense Great Brittain in de strijd tegen vliegende bommen.

Wat tegenwoordig het centrale administratieve gebouw en de bibliotheek van de Universiteit van Londen is, het University Senate House aan Malet Street, werd tijdens de oorlog gebruikt als het Ministerie van Informatie en alle censuursystemen werden daar gecoördineerd.

Joe kreeg te horen van de heer Duncan Sandys M.P. voorzitter van de Kabinetscommissie voor operationele tegenmaatregelen tegen de V1’s, wat er nog steeds van zijn squadron werd verwacht; Ook al geloofde de regering dat de vliegende bomdreiging zo goed als verslagen was, waren deze instructies rechtstreeks van de premier zelf gekomen. Buiten het Ministerie van Informatie stonden journalisten en fotografen te popelen om foto's te maken van deze dappere piloten. Joe sprak met de verslaggever en zei: "Onze grootste moeilijkheid was dat, hoewel we de bommen 's nachts veel verder weg konden zien, we niet gemakkelijk konden inschatten hoe ver ze weg waren. Alles wat we konden doen was naast de bommen vliegen en onthouden hoe ze eruit zagen op dodelijke afstand, op deze manier werd een zeer goed onderscheppingssysteem uitgewerkt voordat de nieuwe 'shilling' afstandsmeter werd uitgegeven”, hoewel Joe er nog steeds de voorkeur aan gaf zijn eigen methoden te gebruiken.

Al vanaf 8 juli werden er 's nachts op een andere manier vliegende bommen gelanceerd tegen Engeland, dus een verhuizing van RAF Manston naar RAF Bradwell Bay in Essex op 22 september zou het mogelijk maken patrouilles uit te voeren tegen vliegende bommen die worden gelanceerd onder de vleugels van Heinkel He 111H-22, onder de codenaam Operatie Rumpelkammer.

Deze Heinkel's vertrokken vanaf hun bases in Noordwest-Duitsland en Noord-Holland, met een vliegende bom onder de vleugel bevestigd. Het moederschip zou op zeer laag niveau over de Noordzee worden gestuurd om radardetectie te vermijden, en vervolgens op zo'n vijftig mijl uit de kust. het zou tot ongeveer 450 meter klimmen voordat het zijn 'robot'-raket in de richting van zijn doelstad zou lanceren, de piloot zou zich dan omdraaien en naar huis duiken. Bij RAF Bradwell Bay werd besloten om de vliegvelden waar deze bommenwerpers vandaan kwamen te gaan verkennen.

Dus om 17:45 uur in het schemerende licht van 27 september vlogen Joe en Flight Lieutenant Ernest Leopold Williams een vlucht van twee Tempest naar Noordwest-Duitsland, met de bedoeling een 'kijkje' te nemen op deze verschillende vijandelijke vliegvelden. Dit was de eerste vlucht in zijn soort voor deze piloten.

Vanwege het slechte weer, de lage bewolking en de regen werd de missie 16 kilometer ten westen van Rheine afgebroken en moest het tweetal terugkeren, maar op de terugweg naar huis slaagden ze er nog steeds in om 640 schoten af te vuren vanaf hun 20 mm kanonnen door een locomotief aan te vallen en ernstig te beschadigen (16 kilometer ten oosten van Zutphen). Toen het weer opklaarde, werd besloten om opnieuw te gaan.

Dit was op 2 oktober 1944. Van deze missie keerde 'Doodle Bug Killer' Joe Berry niet terug.

Joe werd postuum onderscheiden met een tweede 'bar' bij zijn DFC. Het bijschrift luidde als volgt: "Sinds de toekenning van het Distinguished Flying Cross heeft deze officier vele operationele vluchten uitgevoerd en nog eens 41 vliegende bommen vernietigd, wat zijn totaal op 58 bommen brengt die 's nachts zijn vernietigd. Bij verschillende gelegenheden is zijn vliegtuig beschadigd door de explosie van de bommen. Als Squadron Commander heeft Squadron Leader Berry blijk gegeven van moed en plichtsbesef van een hoog niveau en onder zijn inspirerende leiding heeft het squadron vele successen geboekt."

Joe was getrouwd met Joyce Margaret Berry

Deze biografie is een bewerkte versie van de biografie gemaakt door Graham Berry, neef van Joe.

Toen het drietal boven Veendam vloog, werden zij spontaan aangevallen door Duitse licht Flak afkomstig van radarstation Gazelle. Tempest EJ600 SD-F, het toestel van Joseph Berry, werd geraakt en liet een spoor van koelvloeistof achter. Hierop klom Joseph Berry naar grotere hoogte en deelde via zijn radio mede dat het er voor hem op zat: “carry on chaps, I’ve had it“. Niet veel later keerde het toestel op zijn rug en crashte het in het boerenland.

De twee andere piloten cirkelde de crashlocatie om te zien of hun kameraad zijn toestel verliet. Maar ondertussen brandde Tempest EJ600 SD-F al hevig, waarop zij besloten hun missie voort te zetten. Zij landden rond 09:25 uur weer op hun basis na vier treinen aangevallen te hebben. Drie hiervan tussen de Ems en de Dümmer See en de vierde twaalf mijl ten oosten van Zwolle.

De crash werd waargenomen door schoolmeester A. Jager en meneer S. de Lange uit Kibbelgaarn. Zij haastten zich spoedig naar de crashlocatie die zich vlak bij de lagere school van Kibbelgaarn bevond. Hier zagen ze de piloot in de brandende cockpit liggen. Zonder twijfel trokken zij hem eruit en slaan doofden zij de vlammen op zijn kleding, welke net als het hoofd van de piloot helemaal zwartgeblakerd zijn. De hulp mocht niet meer baten: piloot Joseph Berry had de crash niet overleefd.

Duitse rapporten meldden “het neerschieten van een Typhoon op 2.10.44 om 6:48 uur door Flak, 1 kilometer ten noordwesten van Oude-Pekela.” Over het toestel werd het volgende gerapporteerd: “Werknr. Emil Josef 600, 95% verwoest, vliegtuig F“. Gevonden werd een sigarettenkoker met de initialen J.B., een parachute (vernietigd door de crash) en een kaart. Het lichaam van Joseph Berry was grotendeels verbrand, waardoor lichaamskenmerken niet meer konden worden onderscheiden.

De Duitse melding over het neerstorten van Tempest EJ600 SD-F

Bij de crash van Tempest EJ600 SD-F kwam piloot Joseph Berry om het leven. Hij werd op 4 oktober 1944 begraven op de Protestante Begraafplaats te Scheemda. Zijn graf werd gemarkeerd met een simpel houten kruis met de woorden “Unknown RAF“.

Laten we de herinnering levendig houden aan wat Squadron Leader Joseph ‘Joe’ Berry (DFC+2 bars) voor onze vrijheid deed.

Joseph Berry

Piloot

KIA

Joseph Berry, piloot van Tempest EJ600 SD-F, ligt begraven op de Commonwealth War Graves sectie van de Protestantse Begraafplaats te Scheemda.

Rust in vrede.

Het graf van Joseph Berry

Heeft u meer informatie over deze crash? Lever het aan!

Bronnen:

  • Archief Stichting Luchtoorlog Onderzoek Drenthe
  • Nabestaanden Joseph Berry
  • Nachtjagd Combat Archives – Theo Boiten
  • Ivan Berryman

Het plaatsen van het Lost Wings informatiepaneel is gebeurt in samenwerking met Rink Oosting en mogelijk gemaakt door een subsidie van Gemeente Veendam.