
Breng mij naar het informatiepaneel!
Op 7 juli 1944 vertrokken 1129 bommenwerpers richting verschillende doelen in de omgeving van Leipzig. Hieronder vielen 373 B-24 Liberators die onder andere Aschersleben, Bernburg en Halle aanvielen. De formatie die richting Bernburg vloog had als doel de Duitse vliegtuigfabrieken van Junkers-Zweigwerke te bombarderen. Op de heenweg werden er geen Duitse jagers waargenomen. Flak was licht doch nauwkeurig aanwezig. Pas vlak boven het doel werden er veel één- en tweemotorige jagers waargenomen.
B-24J 42-99966 ‘Full House’ van 68th Bomb Squadron, 44th Bomb Group, welke om 04:10 uur opgestegen was van vliegbasis RAF Shipdham, nam ook aan deze aanval op Bernburg deel. Zijluikschutter Charley Harrison werd op deze missie vervangen door Stanley G. Nalipa, omdat Charley bij een vorige missie gewond raakte. Voor de vaste bemanning van B-24J 42-99966 ‘Full House’ was dit de 23e missie.
Voor meer informatie over de bemanning van B-24J 42-99966 ‘Full House’, klik op onderstaande uitvouwbare balk.
First Lieutenant Ted Lionel Weaver
Ted Lionel Weaver werd geboren op 16 december 1921 in Idaho Falls, Idaho, als zoon van Mark Lionel Weaver en Mary Clarissa Daines. Ted was de oudste van vier kinderen; zusje Betty en broertjes Van en Don.
In 1930 woonde het gezin in Salt Lake City, Utah. Hier volgde Ted twee jaar 'college' onderwijs.
Op 16 februari 1942 meldde Ted zich aan voor bij de Amerikaanse luchtmacht. Hier werd hij op 23 september 1943 toegelaten waarna hij kon beginnen met zijn opleiding tot piloot. Ted kreeg identificatienummer '39833220'. Na het behalen van zijn officiers-rang kreeg hij uiteindelijk identificatienummer 'O-693829'.
Na zijn opleiding voltooid te hebben werd Ted toebedeeld aan 68th Bomb Squadron, 44th Bomb Group dat gestationeerd was op RAF Shipdham in Engeland. Vanaf hier vloog Ted met zijn bemanning 23 missies tegen Duitsland.
Tijdens de laatste missie van Ted wist hij tijdig het toestel te verlaten. Ted wist het gevangenschap te ontwijken. Na uit het toestel te zijn gesprongen landde Ted in een korenveld in de buurt van Ter Apel. Zodra hij op de grond stond, zocht hij een plek om zijn persoonlijke bezittingen en parachute kwijt te raken.
Kort daarna stuitte Ted op het huis van de 'Melkventer' Berend Schoenmaker aan de Moersloot in Ter Apel. Hij waarschuwde Jan Roorda die - samen met W. Schadenberg en een student genaamd Nibbelke - kwam en Ted eerst naar zijn huis aan de Oudeweg bracht. Ted bleef hier veertien dagen, daarna werd hij naar een adres in Emmen gebracht.
Vervolgens werd Ted waarschijnlijk door Jan Kroeze naar Hengelo gebracht. In augustus verbleef Ted een periode in het huis van Stephanie Memelauer, waar hij de Britse vliegenier Sergeant Peter Selwyn Courtney Thorne ontmoette.
Later die maand escorteerde Jules Haeck Ted en Sergeant Thorne naar Nijverdal. Sergeant Thorne overnachtte bij onderwijzer J. de Jonge terwijl Ted zich korte tijd schuilhield bij H. Tourney aan de Grootestraat 124. Hij verplaatste op 15 oktober 1944 naar Nijverdal.
Vervolgens verplaatste Ted op 15 oktober 1944 naar de boerderij van G.J. de Hegeman aan de Noetselerberg 8 waar hij de Amerikaan Sergeant James Franklin Burnett ontmoette. Op 29 oktober verplaatsten beide Amerikanen naar het huis van de familie Harten aan de Grootestraat 274 in Nijverdal. Op 1 december verplaatsten ze naar het huis van de familie Van der Wal aan de Hellendoornseweg in Nijverdal om op 7 december terug te keren naar de familie Harten.
Het gerucht ging dat de Duitsers het huis in beslag zouden nemen dus werden beide vliegeniers op 6 maart 1945 overgeplaatst naar verschillende adressen. Ted ging naar de boerderij van de familie Hobert in Haarle.
Op 9 april 1945 liep Ted samen met Second Lieutenant Erwin Bevins, 30 Nederlanders en 22 Duitsers naar 'De Sprengenberg' bij Haarle waar ze werden opgewacht en bevrijd door het Canadese leger. Niet veel later stond Ted weer op Amerikaanse bodem.
Op 31 mei 1945 trouwde Ted met Sylvia Moray in Salt Lake City. Samen kregen zij twee kinderen.
Ted met zijn dochter in 1949
Ted werd in oktober 1945 met als rang Captain eervol ontslagen. Hij kwam op 18 juni 1986 te overlijden in Cottonwood Heights, Utah.
Ted's vrouw schreef na zijn overlijden een boekwerk over de laatste missie van Ted en zijn bemanning. Onder de titel 'The Twenty-Third Mission' werden de vele verhalen en ervaringen gebundeld tot één boekwerk.
First Lieutenant Walter Burton ‘Bart’ Shambarger
Walter Burton ‘Bart’ Shambarger werd geboren op 2 april 1922 als zoon van Walter G. Shambarger en Eva E. Burton in Montpelier, Ohio. Hier volgde Bart zijn onderwijs aan Montpelier High School.
Klassenfoto uit 1939 met Bart op de voorste rij (met stropdas)
Op school was Bart lid van de Latin League (links) en was hij één van de twee 'music editors' van de school (rechts, zittend).
Na zijn opleiding afgerond te hebben meldde Bart zich op 30 juni 1942 aan voor bij de Amerikaanse luchtmacht. Hier werd hij toegelaten en kon hij beginnen aan zijn opleiding tot piloot. Uiteindelijk kreeg hij identificatienummer 'O-700998'.
Na zijn opleiding voltooid te hebben werd Bart toebedeeld aan 68th Bomb Squadron, 44th Bomb Group dat gestationeerd was op RAF Shipdham in Engeland. Vanaf hier vloog Bart met zijn bemanning 23 missies tegen Duitsland.
Tijdens de laatste missie van Bart wist hij tijdig het toestel te verlaten, maar werd niet veel later zonder pardon doodgestoken door een Nederlandse Landwachter.
First Lieutenant Lawrence 'Larry' Platt Jr.
Lawrence 'Larry' Platt Jr. werd geboren op 10 november 1923 als zoon van George Lawrence Platt en Ruth Ann Earl in Saint Paul, Minnesota. Larry had één jongere broer: Robert Earl Pratt (1931). Larry volgde zijn onderwijs aan Saint Paul Academy-Summit School.
Op 23 december 1942 meldde Larry zich aan voor bij de Amerikaanse luchtmacht. Hier werd hij toegelaten en kon hij beginnen aan zijn opleiding tot navigator. Uiteindelijk kreeg hij identificatienummer 'O-706965'.
Na zijn opleiding voltooid te hebben werd Larry toebedeeld aan 68th Bomb Squadron, 44th Bomb Group dat gestationeerd was op RAF Shipdham in Engeland. Vanaf hier vloog Larry met zijn bemanning 23 missies tegen Duitsland.
Tijdens de laatste missie van Larry wist hij tijdig het toestel te verlaten. Hij werd tegen 10:00 uur gevangengenomen in Berge, Duitsland. In beslaggenomen werd zijn zijn tas met twintig briefjes van 100 Frank, drie Pond biljetten en drie landkaarten, zijn identiteitsbewijs, een EHBO-set, een aansteker en zijn horloge.
Vervolgens werd Larry afgevoerd naar een krijgsgevangenenkamp waar hij de rest van de oorlog uitzat.
Na zijn bevrijding keerde Larry terug naar Amerika waar hij op 20 februari 1945 trouwde met Laura Winter Dean in Saint Paul.
Toen Larry's vader in 1957 kwam te overlijden nam Larry het door zijn vader in 1943 opgerichte bedrijf Midway Lumber Company, en in 1951 opgerichte bedrijf Platt Hardware Company, over. Na zijn overname fuseerde hij beide bedrijven tot Midway-Platt Company.
In 1961 richtte Larry Knox Lumber Company op als dochteronderneming van Midway-Platt Company. Knox Lumber Company groeide uit tot een grote bouwmarkt keten.
In 1972 werd Midway-Platt Company overgenomen door Shelter Corporation of America, en in 1980 werd ook Knox Lumber Company overgenomen. In 1985 verliet Larry definitief Knox Lumber Company. Echter was het ondernemerschap nog niet afgezwakt, want al snel hierna richtte hij Hartmann Platt & Associates op. Een consulting firma.
In zijn vrije tijd ging Larry vaak zeilen op Lake Superior. Hij was een door de Coast Guard geaccrediteerde binnenlandse waterwegen kapitein. Ook deed Larry aan windsurfen. Larry hield van talen leren en sprak Duits, Frans, Zweeds en Spaans.
Larry kwam op 21 februari 1996 te overlijden. Hij liet zijn vrouw, zes kinderen en zes kleinkinderen na.
First Lieutenant Robert Embrey Read
Robert Embrey Read werd geboren op 14 april 1923 als zoon van Sylvester Clarence Read en Jane E. Embrey te Pittsburgh, Pennsylvania.
In Pittsburgh werkte Robert op zijn 19e bij Jones and Laughlin Steel Corporation. Niet veel later meldde hij zich juni 1942 aan voor bij de Amerikaanse luchtmacht. Hier werd hij toegelaten en kon hij beginnen aan zijn opleiding tot bommenrichter. Uiteindelijk kreeg hij identificatienummer 'O-699567'.
Na zijn opleiding voltooid te hebben werd Robert toebedeeld aan 68th Bomb Squadron, 44th Bomb Group dat gestationeerd was op RAF Shipdham in Engeland. Vanaf hier vloog Robert met zijn bemanning 23 missies tegen Duitsland.
Tijdens de laatste missie van Robert wist hij tijdig het toestel te verlaten. Hij werd tegen 10:00 uur gevangengenomen in Berge, Duitsland. In beslaggenomen werd zijn zijn tas met 25 Pond biljetten, zes munten, zijn identiteitsbewijs, een armband en zijn horloge.
Vervolgens werd Robert afgevoerd naar een krijgsgevangenenkamp waar hij de rest van de oorlog uitzat.
Na zijn bevrijding keerde Robert terug naar Amerika waar hij op 7 oktober 1946 trouwde met Margaret Louise Ehni in Allegheny, Pennsylvania.
Krantenknipsel over de bruiloft
In de jaren '80 verhuisde het Robert, zijn vrouw en drie kinderen naar Fort Myers, Florida, waar Robert op 29 maart 1992 kwam te overlijden.
Technical Sergeant Donald Francis Fahey
Donald Francis Fahey werd geboren op 14 april 1924 als zoon van James Edward Fahey en Mary Magdelene McLoughlin. Donald had één jonger zusje: Marion Maxine Fahey (1925). Het gezin woonde in Omaha, Nebraska, maar verhuisde een aantal jaar later naar Kansas City, Missouri.
Donald als baby met zijn ouders, 1924
In Kansas City werkte Donald voor North American Aviation. Niet veel later meldde hij zich in juni 1942 aan voor bij de Amerikaanse luchtmacht. Hier werd hij toegelaten en kon hij beginnen aan zijn opleiding tot radiotelegrafist. Uiteindelijk kreeg hij identificatienummer '37506294'.
Na zijn opleiding voltooid te hebben werd Donald toebedeeld aan 68th Bomb Squadron, 44th Bomb Group dat gestationeerd was op RAF Shipdham in Engeland. Vanaf hier vloog Donald met zijn bemanning 23 missies tegen Duitsland.
Vier bemanningsleden: Marvin Crouse, Donald (midden) en Joseph Gniadek, en zittend Lorin Voight
Tijdens de laatste missie van Donald wist hij tijdig het toestel te verlaten. Hij werd tegen 11:00 uur gevangengenomen in Lindloh, Duitsland. Hier werd hij aangehouden door een lokale boer.
Vervolgens werd Donald afgevoerd naar een krijgsgevangenenkamp waar hij de rest van de oorlog uitzat.
Na zijn bevrijding keerde Donald terug naar Engeland, waar hij drie maanden in een ziekenhuis doorbracht in verband met ondervoeding. Vervolgens keerde hij terug naar Amerika.
Donald na zijn thuiskomst in Amerika
Hier werd hij 24 september 1946 lid van de zogenaamde 'Caterpillar Club' voor het succesvol gebruiken van zijn parachute.
Het certificaat van de 'Caterpillar Club' van Donald
In 1949 ging Donald terug naar school en volgde zijn onderwijs aan Rockhurst College, Kansas City. Op 7 april 1951 trouwde Donald met Muriel Jeanette Young in Kansas City. Samen kregen zij twee kinderen.
Donald kwam op 28 februari 1969 te overlijden in San Francisco.
Technical Sergeant Joseph Stanley ‘Joe’ Gniadek
Joseph Stanley ‘Joe’ Gniadek werd geboren op 22 juli 1917 als zoon van Frank J. Gniadek en Mary Pierkaska in Northbridge, Massachusetts.
In 1940 meldde Joe zich al aan voor bij de Amerikaanse luchtmacht. Hier werd hij uiteindelijk toegelaten waarna hij kon beginnen aan zijn opleiding tot boordwerktuigkundige. Uiteindelijk kreeg hij identificatienummer '31258858'.
In 1941 trouwde Joe met Margaret A. Laurendeau in Grafton, Massachusetts.
Na zijn opleiding voltooid te hebben werd Joe toebedeeld aan 68th Bomb Squadron, 44th Bomb Group dat gestationeerd was op RAF Shipdham in Engeland. Vanaf hier vloog Joe met zijn bemanning 23 missies tegen Duitsland.
Vier bemanningsleden: Marvin Crouse, Donald Fahey en Joe (rechts), en zittend Lorin Voight
Tijdens de laatste missie van Joe wist hij tijdig het toestel te verlaten. Hij werd tegen 11:00 uur gevangengenomen in Lindloh, Duitsland. Hier werd hij aangehouden door een Rijkswachtbeamte.
Vervolgens werd Joe afgevoerd naar onder anderen Stalag Luft IV, waar hij de rest van de oorlog uitzat.
Na zijn bevrijding keerde Joe terug naar Amerika. Hier kwam hij op 22 augustus 2002 in Linwood, Massachusetss, te overlijden.
Joe werd onderscheiden met Purple Heart, Air Medal metTwo Oak Leaf Clusters, Good Conduct Medal en Victory Medal.
Staff Sergeant Marvin Louis Crouse
Marvin Louis Crouse werd geboren op 25 juli 1923 als zoon van Guy Levi Crouse en Leora Marie Lightle in Newark, Ohio.
Marvin volgde zijn onderwijs aan Newark High School.
De Juniors van Newark High School in 1940, Marvin eerste links van de middelste rij
Marvin werkte op zijn 18e bij National Youth Administration for Ohio, waarna hij niet veel later zich in juni 1941 aanmeldde voor bij de Amerikaanse luchtmacht. Hier werd hij uiteindelijk toegelaten waarna hij kon beginnen aan zijn opleiding tot boordschutter. Uiteindelijk kreeg hij identificatienummer '35631988'.
Na zijn opleiding voltooid te hebben werd Marvin toebedeeld aan 68th Bomb Squadron, 44th Bomb Group dat gestationeerd was op RAF Shipdham in Engeland. Vanaf hier vloog Marvin met zijn bemanning 23 missies tegen Duitsland.
Vier bemanningsleden: Marvin (links), Donald Fahey en Joseph Gniadek, en zittend Lorin Voight
Tijdens de laatste missie van Marvin wist hij tijdig het toestel te verlaten. Hij werd tegen 11:00 uur gevangengenomen in Rütenbrock, Duitsland. Hier werd hij aangehouden door een douanier.
Na zijn bevrijding keerde Marvin terug naar Amerika, waar hij op 9 oktober 1950 trouwde met Lois J. LeBay. Samen kregen zij twee zoons.
Marvin ging in 1986 met pensioen bij de boekhoudafdeling van de staat Ohio Department of Human Services. Hij werkte ook als oversteekwacht op Central Intermediate School. Hij was lid van de First United Methodist Church en was vele jaren bode. Hij was lid van Candlelighters, de Emmaus Community en hielp bij Meals on Wheels en Habitat for Humanity. Hij was ook lid van de Licking Country Genealogical Society.
Marvin kwam op 24 oktober 2002 te overlijden in Newark, Ohio.
Sergeant Stanley George Nalipa (DFC)
Stanley George Nalipa werd geboren op 28 januari 1923 in Mahoning, Ohio, als zoon van John Nalipa en Stephanie Marcinek. Beide ouders waren immigranten uit Polen. Stanley had drie broers (Frank, Julius en Edward) en drie zussen (Addie, Florence en Josephine).
Op 11 november 1942 meldde Stanley zich aan voor bij de Amerikaanse luchtmacht. Hier werd hij toegelaten waarna hij kon beginnen aan zijn opleiding tot boordschutter. Hij kreeg identificatienummer '15324363'.
Na zijn opleiding voltooid te hebben werd Stanley toebedeeld aan 68th Bomb Squadron, 44th Bomb Group dat gestationeerd was op RAF Shipdham in Engeland. Vanaf hier vloog Stanley meerdere missies, waaronder de befaamde operatie Tidal Wave naar Ploiești. Tijdens deze missie, op 1 augustus 1943, werd zijn toestel, B-24 42-40777 'Flossie Flirt', door Flak beschadigd. Hierop besloot de piloot uit te wijken naar Turkije. De bemanning werd hier geïnterneerd en al spoedig overgebracht naar Engeland.
Tijdens de laatste missie van Stanley vloog hij mee als vervanger van de gebruikelijke linker zijschutter. Stanley raakte tijdens de missie gewond, en werd door zijn bemanningsleden het toestel uit geholpen. Door zijn verwondingen was Stanley echter te zwak om zijn parachute te open, waardoor hij om het leven kwam.
Stanley werd onderscheiden met Purple Heart, Distinguished Flying Cross (DFC) en Air Medal met 3 Oak Leaf Clusters.
Staff Sergeant Lorin Lowell Voigt (DFC)
Lorin Lowell Voigt werd geboren op 12 april 1924 als zoon van Lorin Fay Voigt en Helen Agnes Morris. Hij was de broer van Vivian Maurice Voigt. Het gezin woonde in San Jose, Californië. Lorin's vader werkte als timmerman in de huizenbouw. In 1940 verhuisde het gezin naar San Francisco.
Lorin meldde zich op 1 december 1942 voor bij de Amerikaans luchtmacht. Hij had drie jaar middelbare school afgemaakt en werkte als loodgieter en buizenfitter. Lorin werd toegelaten waarna hij begon aan zijn opleiding tot boordschutter. Hij kreeg identificatienummer '1918626'.
Lorin met zijn ouders na aan de slag te zijn gegaan bij de Amerikaanse luchtmacht
Na zijn opleiding voltooid te hebben werd Lorin toebedeeld aan 68th Bomb Squadron, 44th Bomb Group dat gestationeerd was op RAF Shipdham in Engeland. Vanaf hier vloog Lorin met zijn bemanning 23 missies tegen Duitsland.
Vier bemanningsleden: Marvin Crouse, Donald en Joseph Gniadek, en zittend Lorin
Tijdens de laatste missie van Lorin wist hij tijdig het toestel te verlaten. Hij werd tegen 11:00 uur gevangengenomen in Rütenbrock, Duitsland. Hier werd hij aangehouden door een douanier. Lorin was gewond aan zijn linker kuit, veroorzaakt door een scherf van een Flak granaat.
Uiteindelijk werd Lorin afgevoerd naar Stalag Luft IV, waar hij de rest van de oorlog uit zat.
Na zijn bevrijding keerde Lorin terug naar Amerika. Hier trouwde hij op 1 juni 1947 met Frances Green.
In 2000 vatte Lorin zijn tijd bij de luchtmacht als volgt samen: "Ik ging op 1 december 1942 in actieve dienst, vloog 23 missies boven Duitsland en werd op 13 oktober 1945 ontslagen. Was tien maanden krijgsgevangene in Stalag Luft IV, Duitsland."
Lorin kwam op 14 mei 2015 te overlijden in California.
Voor zijn diensten werd Lorin onder andere onderscheiden met de Air Medal.
Lorin wordt onderscheiden met de Air Medal

B-24 Liberators van 44th Bomb Group maken zich klaar om op te stijgen, RAF Shipdham in 1943
Vlak voordat de bommen gelost werden, doken ongeveer twaalf Duitse Bf 110 tweemotorige jagers op hen in het hoge squadron van de formatie. Er werd maar één aanval gedaan, maar B-24J 42-99966 ‘Full House’ werd geraakt in de rugkoepel, cockpit, vleugels en de motoren. Een granaat explodeerde in het instrumentenpaneel, waardoor de hele cockpit gevuld raakte met rook. Hierdoor konden de piloten hun aanvaller niet zien. Eén motor kon in vaanstand gezet worden, bij twee andere motoren lukte dit niet waardoor deze enkel wind vingen. Tevens raakten de navigator en linker zijschutter gewond.

Een lid van de onderhoudsploeg, Ralph Barron, poserende voor de neus van B-24J 42-99966 ‘Full House’
B-24J 42-99966 ‘Full House’ verloor snel hoogte en het toestel werd al snel voor een tweede keer aangevallen. Ditmaal door verschillende Duitse Bf 109s. De boordschutters vochten deze jagers echter weg. Vlak hierna kwam een andere B-24, die ook zwaar beschadigd was, bij B-24J 42-99966 ‘Full House’ vliegen. Dit betrof B-24J 42-100170 ‘Patsy Ann II’, welke uiteindelijk ook er niet in slaagde Engeland te bereiken.
De twee kreupele bommenwerpers werden vergezeld door een escorte van twee P-38 Lightnings. Na een paar minuten kon B-24J 42-99966 ‘Full House’ dit andere toestel niet meer bijhouden, omdat de motoren niet meer het nodige vermogen leverden. Niet veel later vatten de twee niet meer werkende, niet in vaanstand zijnde motoren vlam. Hierop besloot de bemanning het toestel rond 11:00 uur te verlaten.
Piloot Ted Weaver vertelde na de oorlog “Op 7 juli 1944 waren we op onze 23e bombardementsmissie naar een vliegveld bij Bernberg, Duitsland. Ik vloog die dag in hoge formatie en net toen we de standaard ‘S’ manoeuvre maakten om de positie van de formatie te behouden tijdens de laatste bocht naar de bommenvlucht, werden we geraakt door Bf 110’s uit de zon op twee uur van boven. Door de ontploffende kogels en de Flak die we op hetzelfde moment tegenkwamen, verloren we drie van onze motoren en waren we in staat om er maar één in vaanstand te brengen. De andere twee draaiden tot ze stilvielen en vlogen vervolgens in brand vlak voordat we het toestel verlieten.“
De linker zijschutter, Stanley G. Nalipa, was door zijn verwondingen niet in staat zelf het toestel te verlaten. Hij moest daarom geholpen worden om het vliegtuig te verlaten. Door zijn verwondingen was hij echter niet in staat tijdens zijn val zijn parachute te openen, waardoor hij om het leven kwam. De overige acht bemanningsleden wisten het toestel succesvol met hun parachute te verlaten. Co-piloot Walter B. Shambarger wist veilig de grond te bereiken, maar werd niet veel later zonder pardon doodgestoken door een Nederlandse Landwachter. Hierover vertelde Ted Weaver “Stanley G. Nalipa, die als plaatsvervangend boordschutter voor Harrison [de vaste boordschutter] vloog, raakte ernstig gewond. Hoewel Crouse en Voigt ervoor zorgden dat hij zijn ripcord stevig vasthield – en bij bewustzijn was toen ze hem uit het raam hielpen en riepen dat hij moest trekken toen hij naar buiten ging – ging zijn parachute niet open. De Duitsers pikten zijn lichaam op ongeveer een mijl in Duitsland vanaf de Nederlandse grens. Met uitzondering van mijzelf, landde de rest van mijn bemanning in Duitsland en werd gevangen genomen. Lt. Platt, navigator, raakte gewond aan een been tijdens de aanvallen en verwondde zijn andere been tijdens de landing met zijn parachute. Mijn co-piloot, Bart Shambarger werd gevangen genomen door een Nazi sympathisant (NSB’r). Nadat hij Bart gevangen had genomen, bood hij zijn hand aan in een handdrukgebaar. Toen Bart zijn hand uitstak, greep de NSB’r deze en rukte Bart naar zich toe en stak tegelijkertijd Bart neer met zijn bajonet. De Duitsers verspreidden het verhaal dat Bart zich tijdens de landing had gestoten aan een hekpaal. Joe Gnaidek, mijn boordwerktuigkundige, kreeg het lichaam van Bart te zien vlak nadat hij was gedood en ze vertelden hem dat Bart’s parachute niet was geopend.“
Harm de Jong, wonende in De Maten nabij Roswinkel herinnerde het volgende van het voorval: “Het zal ongeveer half elf zijn geweest toen het geluid van een naar beneden komend vliegtuig de rust verstoorde. Langzamerhand drong het tot in alle klassen van de school door dat er parachutisten afgesprongen waren. Wij hoorden dat een van de mannen door het niet opengaan van zijn parachute ongeveer 600 meter achter de school in het roggeland van landbouwer Waebers was neergestort. Toen wij naar huis gingen had iedereen het er over. Ons werd ook verteld, dat er achter ons huis in de buurt van het land van landbouwer Zeven een andere parachutist was neergestoken en naar ons huis was gebracht.“
Marechaussees hoofdwachtmeester Siebrand en wachtmeester Gruben rapporteerden op 8 juli 1944 het volgende: “(…) zonder dat er iets bijzonders voorviel, moet T. zijn bajonet uit de schede hebben getrokken en die piloot opzettelijk de bajonet in het lichaam, ter hoogte van de borst hebben gestoken, waarop die piloot in elkaar zakte en een ogenblik daarna is overleden. Voordat hij stierf, heeft een Zollbeambte deze piloot nog verbonden.“
Deze T. betrof Gerard Trechsel die behoorde tot de Landstorm Nederland en bij zijn moeder in Barnflair (Vlagtwedde) verbleef. Na de oorlog werd Gerard Trechsel verhoord over het voorval:
“Ik was in Juli 1944 z.g. op dienstreis. Omdat ik geen verlof gegeven mocht worden gingen we op deze wijze naar huis. De zesde Juli reisde ik, de 7de bleef ik thuis en de achtste ging ik terug. De zevende was ik ‘s morgens om ongeveer 10 à 10:30 uur bij mijn moeder te Barnflair. Er kwam een vliegtuig laag over, en ik zei dat het wel een Duitsch vliegtuig zou zijn toen mijn familie er naar vroeg. Even daarna kwam een ongeveer zes jarige jongen van mijn zuster binnen roepende: “Kom eens kijken wat is dat?”. Er hingen vier parachutes in de lucht. Naast mijn moeder woonde de N.S.B.er Berends. De man was in Litouwen, de vrouw die thuis was zei: “Daar moet je naar toe”. ik was in uniform, en hoewel ik er niet veel voor voelde om mij er mee te bemoeien, moest ik toen we gaan, om de piloten te arresteren.
In een weiland achter Gerrit Zeven (onder de gemeente Emmen) stond een piloot temidden van een groep burgers. Toen hij mij in uniform zag aankomen liep hij weg. Ik riep “he” en wenkte hem terug te komen. Dat deed hij. Hij kwam op mij af en ik gaf hem de hand. Ik zei: “je moet mee” en beduidde hem dat met de vinger. Hij schudde met zijn hoofd van “neen” en liep weg. Omdat hij aan de andere kant van het prikkeldraad stond, klom ik daar over en ging achter hem aan. Hij kwam toen terug, maar stak zijn hand in de rechter broekzak. Ik meende dat hij daarin een wapen had, nam mijn bajonet, mijn karabijn had ik thuis, en een ander wapen had ik niet, en stak hem bovenhandsch ter hoogte van zijn borst neer. Hij stond nog met de hand in de zak toen ik toestootte. Hij heeft geen tijd gehad om zijn hand er uit te halen, ik heb dan ook niet gezien dat hij een wapen had. Hij zakte door de knieën en is ongeveer 10 minuten later overleden. Er waren verschillende bekenden van mij bij dat geval aanwezig, waaronder de jongens van Mertens uit Ter Apel. Van mijn familie was er niemand bij, ook niet het jongetje van mijn zuster.
Ik ben naar mijn moeder teruggegaan, toen heb ik de vrouw van Berends niet meer gezien of gesproken. Direct daarna ben ik naar Emmen-Erfscheidenveen, naar mijn vrouw vertrokken. Omdat ik mij erg naar gevoelde ben ik bij thuiskomst naar bed gegaan, en toen mijn vrouw vroeg wat mij scheelde heb ik haar de geschiedenis verteld. Eerst heb ik het geprobeerd het te verzwijgen, “Ik wou het geen woord hebben.” Mijn vrouw vond het niet mooi, maar ‘t was uit zelfverdediging.“
Na het horen van meerdere getuigen, waaronder mevrouw Berends, de vrouw en moeder van Gerard Trechsel, veranderde hij zijn verklaring:
“Ik herroep mijn vorige aan U afgelegde verklaring, wat betreft het voorval met die geallieerde piloot, wiens naam ik zelf nimmer gewaar geworden ben.
De verklaring van vrouw Berend voor U afgelegd is juist. Het is niet zoo dat ze tegen mij gezegd zou hebben dat ik naar de neergekomen piloot moest gaan. Zij heeft niet tegen mij en ik niet tegen haar gesproken. Ik ben er echter wel heengegaan uit angst voor haar, omdat ik wist dat haar man N.S.B.er was en zij ook de Nationaal socialistische gedachte was toegedaan.
De verklaring afgelegd door mijn moeder is eveneens juist. Ik heb destijds inderdaad gezegd dat ze maar binnen moesten blijven, want je kon nooit weten wat er met dat vliegtuig gebeurde. Ook is waar dat ik overspannen thuis kwam en aan mijn moeder drinken heb gevraag, waarop ze mij een kop koffie heeft gegeven, dat ik er echter niet “door kon krijgen”. Het is waar dat mijn moeder die al reeds van andere menschen had vernomen wat ik had gedaan aan mij vroeg: “Kind wat heb je nu gedaan” waarop ik haar antwoorde: “Moeke praat daar niet over, wat daar zal ik mijn straf wel voor krijgen.”
Ik zal u verder ook de waarheid vertellen, over datgene wat is gebeurd op de plaats waar ik die piloot aantrof:
Toen ik nabij de piloot gekomen was, was ik nog van hem gescheiden door een smalle sloot en prikkeldraad. Ik heb hem de hand gereikt nadat ik had gezegd: “Hallo kameraad”. De piloot die mij de hand drukte zeide iets terug, doch dit kon ik niet verstaan. Aan het uniform kon ik zien dat het een geallieerde piloot was, ofschoon ik niet wist van welke nationaliteit hij was. Ik zeide toen tegen hem “Kom mee” of “Kom hier heen” dat weet ik niet meer precies. Hieraan werd geen gevolg gegeven. Ik beduidde dit ook door met mijn duim over mijn schouder te wijzen. Hij schudde toen met zijn hoofd van neen. Toen ben ik oer de sloot en draad gestapt. In dien tijd dat ik over de sloot stapte liep hij enkele meters weg. Toen ik over de sloot was riep ik “he” waarop die piloot bleef staan. Ik liep naar hem toe en stond tegenover hem op ongeveer 2 meter afstand. Ik zeide toen “Handen omhoog”, waaraan door hem niet werd voldaan, waarschijnlijk omdat hij geen nederlandsch verstond. Ik deed het, met mijn handen voor, althans ik stak beide handen omhoog, hetgeen door de piloot werd opgevolgd. Toen ik mijn handen naar omlaag deed, deed de piloot één zijner handen naar beneden, en dacht ik dat hij een wapen grijpen wou. Het is niet waar zoals in mijn vorige verklaring staat dat de piloot zijn hand in de broekzak deed. Ik trok direct daarop mijn bajonet uit de scheede en stak hem bovenhandsch in de borst.
Uit angst dat de piloot wel eens een wapen kon hebben heb ik hem neergestoken. Het was dus niet uit zelfverdediging dat ik dit heb gedaan, want de piloot heeft mij niet aangevallen en ook op geen enkele wijze mij aangeraakt of iets dergelijks. Op dit moment deed hij geen poging tot ontvluchten. Op het tijdstik dat ik over de sloot ging dacht ik eerst dat hij wilde ontvluchten omdat hij enkele meters wegliep. Ik heb spijt van het gebeurde, ik heb het absoluut niet gedaan uit wraakgevoelens.
Het is waar dat ik bij thuiskomst tegen mijn vrouw, toen ze mij vroeg wat er was gebeurd, heb gezegd, dat een Duitsch soldaat een Engelsche piloot had doodgestoken. Ik wilde haar eerst niet laten weten dat ik dit gedaan had. Toen ik weer in Veenendaal was kreeg ik een brief van mijn vrouw waarin ze mij schreef dat de menschen haar hadden verteld, dat wanneer ik weer thuis kwam, de burgers “mij zouden kapot maken”. Toen heb ik teruggeschreven dat degene die die wilde doen naast het graf kwam te liggen van de geallieerde piloot.
Ik ben door dit voorval door mijn bataljons-commandant bevorderd van grenadier tot Sturmmann, hetgeen me echter geen geldelijk voordeel heeft gebracht.“
Geen enkele getuige bevestigde dat Walter Shambarger zijn hand in zijn zak stak, of zijn handen omlaag deed. In oktober 1946 werd tegen Gerard Trechsel de doodstraf geëist voor het neersteken van Walter Shambarger). Gerard Trechsel kreeg 15 jaar gevangenschap opgelegd.
“Omdat ik de gezagvoerder van het toestel was, en dus de laatste die eruit sprong, landde ik maar net op de grens van Nederland en Duitsland. FULL HOUSE was zo dicht bij de grond toen ik eruit kwam dat mijn parachute nauwelijks tijd had om mijn snelheid te reguleren voordat ik de grond raakte. Ik verwondde mijn rug, maar wist naar een schuilplaats te kruipen en kwam later die avond in contact met de Nederlandse ondergrondse. Ik bracht negen maanden door in het door de Duitsers bezette Nederland voordat ik terugkeerde naar de geallieerde linies. Alle anderen van mijn bemanning werden krijgsgevangenen.” Vertelde Ted verder.
Vlak na 11:00 uur stortte B-24J 42-99966 ‘Full House’ als gevolg van de schade in Valthe neer.
Het neerschieten van B-24J 42-99966 ‘Full House’ wordt toegeschreven aan Leutnant Oskar “Ossi” Romm. Hij werd op 7 juli 1944 bevordert tot Staffelkapitän van 15. Staffel, Jagdgeschwader 3 (15./JG 3). Dezelfde dag schoot hij B-24J 42-99966 ‘Full House’ neer, wat zijn eerste viermotorige bommenwerperclaim was. Hiervoor had Leutnant Oskar “Ossi” Romm al het neerschieten van 76 Russische toestellen aan het Oostfront toegeschreven gekregen.
Zes bemanningsleden van B-24J 42-99966 ‘Full House’ werden krijgsgevangen gemaakt en één, piloot Ted Weaver, wist te ontsnappen. Twee bemanningsleden kwamen om het leven. Walter B. Shambarger werd begraven te Lingen, waarna hij net zoals Stanley G. Nalipa herbegraven werd op de Amerikaanse begraafplaats in Neuville-en-Condroz, België.
Op 14 juli 1944 berichtte de Burgemeester van Odoorn “dat bij het neerstorten van den viermotorige Amerikaansche bommenwerper op 7 Juli j.l. enkel schade is aangericht aan te veld staande gewassen.“
Laten we de herinnering levendig houden aan wat First Lieutenant Ted Lionel Weaver, First Lieutenant Walter Burton ‘Bart’ Shambarger, First Lieutenant Lawrence ‘Larry’ Platt Jr., First Lieutenant Robert Embrey Read, Technical Sergeant Donald Francis Fahey, Technical Sergeant Joseph Stanley ‘Joe’ Gniadek, Staff Sergeant Marvin Louis Crouse, Sergeant Stanley George Nalipa (DFC) en Staff Sergeant Lorin Lowell Voigt (DFC) voor onze vrijheid deden.

Ted L. Weaver
Piloot
EVD

Walter B. Shambarger
Co-piloot
KIA

Lawrence Platt Jr.
Navigator
WIA/POW

Robert E. Read
Bommenrichter
POW

Donald F. Fahey
Radiotelegrafist
POW

Joseph S. Gniadek
Boordwerktuigkundige
POW

Marvin L. Crouse
Rechter zijschutter
POW

Stanley G. Nalipa
Linker zijschutter
KIA

Lorin L. Voigt
Staartschutter
POW
De twee gesneuvelde bemanningsleden van B-24J 42-99966 ‘Full House’, werden tijdelijk begraven op de begraafplaats te Lingen. Na de oorlog werden zij gerepatrieerd naar het Militaire Ereveld Neuville-en-Condroz in België.


De graven van de gesneuvelde bemanningsleden
Heeft u meer informatie over deze crash? Lever het aan!
Bronnen:
- Archief Stichting Luchtoorlog Onderzoek Drenthe
- The Twenty-Third Mission, Ted L. Weaver – Sylvia Weaver
- Day Fighters in the Defence of the Reich, a War Diary, 1942-45 – Donald Caldwell
- www.findagrave.com
Het plaatsen van het Lost Wings informatiepaneel is in samenwerking mogelijk gemaakt door de Historische Vereniging Carspel Oderen.