Breng mij naar het informatiepaneel!


In de nacht van 3 op 4 december 1943 stegen 527 Britse bommenwerpers op voor een aanval op Leipzig. De route was gepland zodat het leek alsof Berlijn het doel was. Hiermee hoopte de Royal Air Force dat de Duitse luchtverdediging haar nachtjagers naar Berlijn zou sturen. Wanneer bleek dat niet Berlijn maar Leipzig het doel was, waren deze nachtjagers te laat om de bommenwerpers boven Leipzig te onderscheppen. Om dit plan te ondersteunen zouden negen Mosquito’s een afleidingsaanval op Berlijn uitvoeren.

De route van 3 op 4 december 1943 die rechtstreeks naar Berlijn liep om vlak hiervoor abrupt naar het zuiden af te buigen richting Leipzig

Eén van de bommenwerpers die deelnam aan deze missie naar Leipzig was Lancaster Mk.III JA685 MG-Z, afkomstig van RAF 7 Squadron. Met de uit Jamaica afkomstige piloot Pilot Officer Cecil Harold Phillips achter het roer steeg het toestel om 00:04 uur Engelse tijd op vanaf RAF Oakington. Het toestel was één van de twintig door RAF 7 Squadron uitgestuurde Pathfinder toestellen, maar was voor deze missie niet als Pathfinder beladen. Het toestel had een conventionele bommenlast van 1x4000lbs H.C. ‘Cookie’, 4x1000lbs M.C. en 1x500lbs M.C. die het boven Leipzig moest afwerpen.

Voor meer informatie over de bemanning van Lancaster JA685 MG-Z, klik op onderstaande uitvouwbare balk.

Cecil Harold Phillips werd geboren op 2 januari 1914 als zoon van Cecil Hugh Phillips en Vera Irene Hendricks in Port Antonio, Jamaica. Cecil had één broer en twee zussen; Sydney Arthur (1911-1994), Ruby Dorothy (1912-2006) en Elsie Joyce (1916-2016).

Na zijn opleiding voltooid te hebben meldde Cecil zich op 29 december 1941 aan voor bij de Royal Air Force. Cecil werd toegelaten waarna hij aan zijn opleiding tot piloot kon beginnen in Engeland. Hij kreeg identificatienummer '1800612'.

Cecil begon met zijn opleiding bij No.25 Operational Training Unit (OTU) te RAF Finningley. Hier werd Cecil opgeleid als piloot voor de tweemotorige Vickers Wellington bommenwerpers. Vervolgens zou Cecil opgeleid worden als piloot op de viermotorige Lancaster bommenwerpers. Als verdieping voor hij operationeel kon vliegen volgde Cecil een tweeweekse opleiding bij de Navigation Training Unit te RAF Upwood. Deze opleiding was speciaal in het leven geroepen voor bemanningen die toebedeeld zouden worden aan een Pathfinder eenheid.

Op 10 november 1943 werd Cecil bevorderd tot Pilot Officer (op proeftijd). Zijn vernieuwde identificatienummer was '161493'.

Uiteindelijk werd Cecil toebedeeld aan RAF 7 Squadron. Hier vloog hij de volgende missies:

  • 10 op 11 november 1943; Modane, in Lancaster JA693 (tijdens deze missie vloog Cecil mee als copiloot)
  • 26 op 27 november 1943; Berlijn, in Lancaster JB313 (tijdens deze missie vloog Cecil mee als copiloot)
  • 2 op 3 december 1943; Berlijn, in Lancaster JA685 (tijdens deze missie vloog Cecil mee als copiloot)
  • 3 op 4 december 1943; Leipzig, in Lancaster JA685 (van deze missie keerde de bemanning niet terug)

Tijdens de laatste missie van Cecil werd hij uit het toestel geslingerd. Cecil landde niet ver van het brandend wrak van zijn Lancaster en had schotwonden aan zijn linker hand en knie opgelopen. Hij liep naar de dichtbij zijnde woning van Geert Stoter waar hij ook zijn boordwerktuigkundige Bernard Cooper tegenkwam. Het tweetal zou door de kapotte ruiten meneer Stoter een "goodmorning" gewenst hebben. 

Het tweetal werd door meneer Stoter doorverwezen naar iemand van het Ondergrondse. Het duurde echter niet lang voor het tweetal na het aanbreken van de ochtend gevangen werden genomen. Het tweetal werd lopend via Elim naar Hoogeveen gebracht. 

Gezien zijn verwondingen werd Cecil hierop afgevoerd naar het ziekenhuis in Leeuwarden. Hier verbleef hij van 4 tot 8 december 1943. Vervolgens werd Cecil verplaatst naar het Reserve Lazarett Hohemark te Frankfurt. Hierna werd Cecil overgeplaatst naar Obermaßfeld, tussen Frankfurt en Leipzig, waar hij verbleef van 16 december 1943 tot 21 maart 1944. Op 24 januari 1944 werd Cecil bevorderd van Pilot Officer naar Flying Officer.

De gevangenekaart van Cecil gemaakt door de Duitsers na zijn gevangenname

Uiteindelijk kwam Cecil op 21 maart 1944 aan in zijn eerste Stalag Luft gevangenenkamp, namelijk Stalag Luft 6 bij Heydekrug. Hier verbleef hij tot 16 juli 1944, waarna hij verplaatst werd naar Stalag 357 te Thorn. Op 8 augustus 1944 werd het hele kamp verhuisd naar Fallingbostel. Hier zat Cecil zijn gevangenschap uit tot het kamp in begin april 1945 ontruimd werd uit angst voor het naderende Rode Leger. 

Cecil werd niet veel later bevrijdt door de geallieerde troepen en keerde terug naar Engeland. Hier trouwde hij in juni 1945 met Muriel Vera Braybrook te Willesden, Middlesex. Daarnaast werd Cecil op 24 juli 1945 bevorderd tot Flight Lieutenant.

De trouwfoto van Cecil en Muriel, juni 1945

Op 14 oktober 1950 stapte Cecil en Muriel, en hun twee kinderen Anthony en Zillah, op de 'SS Jamaica Producer'. Het schip voer hen richting Kingston, Jamaica.

Uiteindelijk kwam Cecil in Toronto, Canada terecht waar hij op 10 januari 2006 kwam te overlijden. Hij liet zijn vrouw en drie kinderen achter.

John Henry Forrester Cochrane werd geboren op 1 oktober 1915 te Taunton, West Monkton, als zoon van Morris Edward Cochrane en Charlotte Newton. John had drie zussen; Grizel Forester (1909-1976), Joan Forester (1910-1995) en Margaret Forester (1912-2000). John's vader 'Commander Morris Edward Cochrane DSO', diende tot zijn overlijden op 11 oktober 1943 bij te Royal Naval Dockyard, Bermuda (Royal Navy). In 1937 verhuisde het gezin naar het nabijgelegen Stroud.

Commander Morris Edward Cochrane DSO

Bron: IWM

Na zijn opleiding voltooid te hebben meldde John zich op 27 oktober 1941 aan voor bij de Royal Air Force. Hier werd hij toegelaten waarna hij kon beginnen aan zijn opleiding tot navigator. Hij kreeg identificatienummer '1586300'.

John volgde zijn opleiding bij No.18 Operational Training Unit (OTU) en vervolgens zijn omscholing naar viermotorige bommenwerpers bij No.1667 Conversion Unit.

Uiteindelijk werd John toebedeeld aan RAF 7 Squadron, waar hij de volgende missies vloog: 

  • 3 op 4 december 1943; Leipzig, in Lancaster JA685 (van deze missie keerde de bemanning niet terug)

George was niet in staat het toestel niet tijdig te verlaten, en kwam bij de aanval of daaropvolgende crash om het leven.

Bernard Cooper werd geboren op 11 juni 1923 in Bradford, Yorkshire als zoon van Annie Devitt en William Cooper. Bernard was één van zeven kinderen.

Na zijn opleiding voltooid te hebben ging Bernard werken als winkelier.

Op 13 augustus 1942 meldde Bernard zich aan voor bij de Royal Air Force. Hier werd hij toegelaten en kon hij beginnen aan zijn opleiding tot boordwerktuigkundige. Hij kreeg identificatienummer '1684594'. Na zijn basisopleiding voltooid te hebben werd Bernard in september 1943 toebedeeld aan No.1667 Heavy Conversion Unit te RAF Faldingworth. Hier werd Bernard omgetraind van tweemotorige toestellen naar de viermotorige Lancaster bommenwerpers. 

Uiteindelijk werd Bernard toebedeeld aan RAF 7 Squadron. Hier vloog hij de volgende missies:

  • 3 op 4 december 1943; Leipzig, in Lancaster JA685 (van deze missie keerde de bemanning niet terug)

Tijdens de laatste missie van Bernard wist hij tijdig het toestel te verlaten. Bernard landde niet ver van het brandend wrak van zijn Lancaster. Hij liep naar de dichtbij zijnde woning van Geert Stoter waar hij ook zijn piloot Cecil tegenkwam. Het tweetal zou door de kapotte ruiten meneer Stoter een "goodmorning" gewenst hebben. 

Het tweetal werd door meneer Stoter doorverwezen naar iemand van het Ondergrondse. Het duurde echter niet lang voor het tweetal na het aanbreken van de ochtend gevangen werden genomen. Het tweetal werd lopend via Elim naar Hoogeveen gebracht. 

Hierop werd Bernard afgevoerd naar Dulag Luft in Frankfurt waar hij op 11 december werd ondervraagd. Hierover vertelde Bernard dat hij "drie dagen eenzame opsluiting, geen verwarming of licht en weinig rantsoen" kreeg.

Vervolgens werd Bernard afgevoerd naar Stalag IVb te Mühlberg. Hier arriveerde hij op 20 december 1943 en zou hij de rest van de oorlog uitzitten. Op 6 mei 1945 werd Bernard bevrijdt waarna hij terugkeerde naar Engeland. 

Bernard ging weer wonen in Bradford, waar hij op 11 september 1976 kwam te overlijden.

George Walter Hewitt werd geboren op 9 februari 1920 in Rotherham, Dalton, South Yorkshire als zoon van Willie en May Hewitt. George had twee zussen: Annie en Sadie.

In 1929 verhuisde het gezin naar Sheffield waar George zijn onderwijs volgde aan Greystones Infants and Junior School. George volgde zijn vervolgonderwijs aan Greystones Intermediate. In zijn vrije tijd was George lid van het koor van Ecclessal Church waar hij ook deel uitmaakte van de Rover Scouts.

In 1935 begon George zijn carrière als kantoormedewerker bij Arthur Balfours Steel Works te Sheffield.

Op 7 maart 1940 meldde George zich aan voor bij de Royal Air Force. Hier werd hij toegelaten waarna hij begon aan zijn opleiding tot radiotelegrafist en boordschutter. George kreeg identificatienummer '955034'.  Zijn opleiding volgde hij onder andere bij No.11 en No.15 Operational Training Unit (OTU). 

George met zijn 'gereedschap': twee .303 Mark II machinegeweren, de standaardbewapening van Britse bommenwerpers

Na zijn opleiding voltooid te hebben werd George toebedeeld aan RAF 205 Squadron, maar hij werd niet veel later al weer overgeplaatst naar RAF 108 Squadron welke actief was in Noord-Afrika en het Middellands Zeegebied. Hier vloog hij als bemanningslid van een Vickers Wellington waarschijnlijk zo'n 30 missies: 

In december 1942 werd RAF 108 Squadron opgeheven, hierdoor werd George een maand eerder al overgeplaatst naar No.23 Personnel Transit Centre (PTC). Vanaf hier stapte George in maart 1943 op de boot richting het Verenigd Koninkrijk, waar hij vervolgens werd toebedeeld aan No.30 Operational Training Unit (OTU), waar hij mogelijk diende als instructeur, en No.1667 Conversion Unit (CU).

George's detachering bij No.1667 CU laat zien dat George bijgetraind werd voor een tweede tour. George wilde graag dienen Transport Command, maar hiervoor had hij nog te weinig missies gevlogen. Van de benodigde twee tours (tour = 30 missies) had George er zo'n anderhalf achter de rug. Voor de resterende missies werd George toebedeeld aan RAF 7 Squadron, waar hij als radiotelegrafist van Lancaster bommenwerpers de volgende missies vloog:

  • 26 op 27 november 1943; Berlijn, in Lancaster JA905
  • 3 op 4 december 1943; Leipzig, in Lancaster JA685 (van deze missie keerde de bemanning niet terug)

George was niet in staat het toestel niet tijdig te verlaten, en kwam bij de aanval of daaropvolgende crash om het leven.

William Richard John 'Bill' Craze werd geboren op 4 augustus 1944 in Pinner, Engeland, als zoon van John Warren Craze en Feroze Effie Elizabeth Lapham en had één zus.

"Mijn vader ging van school in Londen en werkte voor een afdeling van het postkantoor in Alexandra Palace, waar de eerste experimenten met radar aan de gang waren. Aan het begin van de oorlog [dit was in april 1941] meldde hij zich bij de RAF, waar hij getraind werd in Florida en Saskatoon, Canada. Nadat hij Stirlings en Wellingtons had gevlogen, sloot hij zich aan bij 7 Squadron (Pathfinders)." Aldus Bill's zoon. 

Een groepsfoto in trainingstijd met Bill vierde van rechts op de achterste rij

Bij de RAF kreeg Bill identificatienummer '1338507'.

Bij RAF 7 Squadron vloog Bill de volgende missie:

  • 3 op 4 december 1943; Leipzig, in Lancaster JA685 (van deze missie keerde de bemanning niet terug)

Tijdens de laatste missie van Bill wist hij tijdig het toestel te verlaten. Bill landde zo'n twee kilometer ten westen van zijn gecrashte Lancaster. Bij de landing raakte Bill lichtgewond aan zijn been, maar ondanks dit wist hij zich te verstoppen in de turfschuur van Hendrik Kikkert, wonende aan de Samuelswijk te Elim. Het duurde niet lang voor Bill hier gevonden werd waarna de lokale dokter, dokter Brouwer, werd gebeld om te komen. Na verlening van eerste hulp werd Bill achterop de motor van dokter Brouwer meegenomen naar het ziekenhuis. Hier werd Bill niet veel later gevangen genomen. 

Op 7 december 1943 arriveerde Bill in Dulag Luft te Frankfurt waar hij ondervraagd werd. "Ze behandelden hem vreselijk; op zijn bevrijdingspapieren staat dat hij werd geslagen en verbrand aan handen en voeten (zogenaamde 'hot box, cold box treatment'). Later werd hij naar Stalag Luft IVb gestuurd [te Muhlberg aan de Elbe] voor 2 jaar, vandaar werd hij naar de Baltische Zee gemarcheerd en terug naar het krijgsgevangenkamp (dit kwam bekend te staan als een van de dodenmarsen, en strekte 800 kilometer).

Een pasfoto van Bill gemaakt door de Duitsers na zijn gevangenname

Aan het einde van de oorlog werd hij gerepatrieerd en was nog lange tijd erg ziek. Na zijn herstel werd hij een Publican die vele pubs beheerde in het West End van Londen.

Hij sprak nooit over zijn tijd in het krijgsgevangenenkamp of zijn gevangenneming, hij was een grote kerel en een geweldige vader. Ik kwam pas onlangs achter zijn oorlogservaringen door mijn dochter's onderzoek en door in contact te komen met een collega van hem die hij in vertrouwen nam." Aldus Bill's zoon.

Een foto van Bill na de oorlog

Bill trouwde in december 1946 met Margaret Evelyn Jones te Marylebone, Engeland. Samen kregen zij een zoon.

In 1983 overleed Bill's vrouw en een jaar later stierf ook Bill, in Blackpool and Fylde, Engeland.

Robert Vivian Duncan ‘Bob’ Smith werd geboren op 30 september 1923 als zoon van Walter Rayleigh Smith en Elsie Maud Hetcher in Cardiff, Wales. Bob had één zus. Het gezin verhuisde later naar Burton-On-Trent, Engeland.

Na zijn opleiding voltooid te hebben meldde Bob zich op 24 mei 1941 aan voor bij de Royal Air Force. Hier werd hij toegelaten waarna hij kon beginnen aan zijn opleiding tot boordschutter en radiotelegrafist. Bob kreeg identificatienummer '1435478'.

Na zijn keuring te hebben doorlopen werd Bob op 30 januari 1943 toebedeeld aan No14. Initial Traning Wing (ITW). Na hier zijn basisopleiding voltooid te hebben werd hij op 1 juni 1943 overgeplaatst naar No.18 Operational Training Unit (OTU). Hier werd Bob opgeleid tot boordschutter en radiotelegrafist van een Vickers Wellington bommenwerper. Op 20 augustus 1943 werd Bob overgeplaatst naar No.1667 Conversion Unit. Hier werd Bob omgeschoold naar een boordschutter en radiotelegrafist van een viermotorige Avro Lancaster bommenwerper. Hierna werd Bob op 24 oktober 1943 toebedeeld aan RAF 7 Squadron. Na een korte onderbreking werd hij op 5 november 1943 opnieuw toebedeeld aan RAF 7 Squadron. 

Bij RAF 7 Squadron vloog Bob de volgende missies als boordschutter van een Lancaster bommenwerper:

  • 3 op 4 december 1943; Leipzig, in Lancaster JA685 (van deze missie keerde de bemanning niet terug)

Bob was niet in staat het toestel niet tijdig te verlaten, en kwam bij de aanval of daaropvolgende crash om het leven.

Aubrey Herbert Bale werd geboren 4 april 1923 in Yarmouth als zoon van Herbert F. Bale en Florence Gertrude Hilda Brown. Aubrey had twee zussen: Dorothy Hilda Bale (1921) en Una June Constance Bale (1926). Het gezin verhuisde later naar Mortlake, Surrey, waar Aubrey's vader werkte bij de lokale brouwerij.  

Na zijn opleiding voltooid te hebben meldde Aubrey zich op 30 mei 1941 aan voor bij de Royal Air Force. Hier werd hij toegelaten waarna hij kon beginnen aan zijn opleiding tot boordschutter. Aubrey kreeg identificatienummer '1338274'. Aubrey volgde zijn opleiding onder andere bij No.14 Initial Training Wing (ITW), No.4 Air Gunnery School (AGS) en No.18 Operational Training Unit (OTU). Hierna werd Aubrey toebedeeld aan No.1667 Conversion Unit (CU), waar hij werd omgeschoold als bemanningslid op een viermotorige bommenwerper.

Na zijn opleiding tot boordschutter voltooid te hebben werd Aubrey op 5 november 1943 toebedeeld aan RAF 7 Squadron, waar hij de volgende missies als boordschutter van een Lancaster bommenwerper vloog:

  • 26 op 27 november 1943; Berlijn, in Lancaster JB308
  • 2 op 3 december 1943; Berlijn, in Lancaster JA853
  • 3 op 4 december 1943; Leipzig, in Lancaster JA685 (van deze missie keerde de bemanning niet terug)

Aubrey was niet in staat het toestel niet tijdig te verlaten, en kwam bij de aanval of daaropvolgende crash om het leven.

Door onbekende redenen was de Duitse verdediging relatief laat met het waarnemen van de Britse bommenwerpers. Hierdoor was er beperkte tijd om nachtjagers in gereedheid te brengen. Dit werd vermoeilijkt door mist boven de Duitse vliegvelden. Desondanks wisten een aantal toestellen van Nachtjagdgeschwader 1 toch op te stijgen vanaf vliegbasis Deelen; zij zouden de eersten zijn die contact maakten met de Britse bommenwerpers. Eén van deze piloten betrof Major Werner Streib met zijn bemanning van Oberfeldwebel Bundrock (radiotelegrafist) and Feldwebel Dietrich (boorschutter) van Stab/NJG 1.

Rond 02:30 uur werd Lancaster JA685 MG-Z op de heenweg waargenomen door het Duitse radarstation Marder, wat bij Ten Arlo stond. Deze leidde de Duitse Bf 110G-4 nachtjager gevlogen door Major Werner Streib naar het toestel. Na een achtervolging van 15 minuten werd het toestel op een hoogte van 6000 meter boven Lingen aangevallen. Het toestel raakte zwaar beschadigd en werd in brand geschoten. Major Werner Streib claimde op dit moment, om 02:50 uur, de Abschuß van een Lancaster “nabij Lingen“. Dit zou zijn 63e gecrediteerde claim zijn.

We werden aangevallen en geraakt door een nachtjager, voor we hem gezien hadden, en vlogen in brand. Ik deed wat ik kon om het vuur te laten doven, maar het had geen succes. We werden toen voor een tweede keer aangevallen en weer geraakt. Het vliegtuig was zwaar beschadigd. Ik besloot dat we het toestel moesten verlaten en gaf het bevel aan de bemanning om dat te doen. De boordwerktuigkundige probeerde het ontsnappingsluik te openen, maar dat was niet open te krijgen. Het moet beschadigd geweest zijn. Terwijl hij dit los probeerde te krijgen werden we voor de derde keer aangevallen. Bij deze aanval werd mijn apparatuur weggeschoten, waardoor ik alle controle over mijn vliegtuig verloor dat hierdoor in een spin terecht kwam.” Schreef piloot Cecil Harold Phillips na de oorlog.

Ooggetuigen zagen hoe het brandende toestel steeds meer hoogte verloor. Boven Nieuwlande gekomen maakte het toestel een grote bocht naar links om zo boven Schuinesloot te komen. Tegelijkertijd braken er allerlei onderdelen van het toestel af. Op dit moment bevond het toestel zich zo laag dat het voor de bemanning de laatste kans was om per parachute het toestel te verlaten. Bommenrichter Sergeant William Richard John ‘Bill’ Craze en boordwerktuigkundige Sergeant Bernard Cooper waren samen met hun piloot de enige drie die dit op tijd lukten.

Ik werd uit het toestel geworpen via de bovenkant van mijn cockpit. Na de eerste aanval was ik niet meer in staat contact te hebben met mijn boordschutters of George [radiotelegrafist George Walter Hewitt] omdat het communicatiesysteem was vernield en door een aanwakkerend vuur bij de ingang van het navigatorsverblijf waren we niet in staat naar achteren te gaan. Ik ben dan ook niet in staat te zeggen of George werd gedood door de vuurstoten van de nachtjager of op een andere manier.” Schreef Cecil Harold Phillips na de oorlog aan de ouders van George Walter Hewitt.

Enkele seconden later stortte het toestel, met de nog vier aanwezige bemanningsleden, neer te Kikkertsveld. Vermoedelijk explodeerde kort hiervoor nog één van de bommen. Bij de aanvallen en de daaropvolgende crash kwamen de vier nog in het toestel bevindende bemanningsleden om het leven.

De drie afgesprongen bemanningsleden werden in de loop van een aantal dagen gevangen genomen. Zij werden in hun ontsnappingspogingen verhinderd door hun verwondingen. Meer over hun ervaringen kan gelezen worden in bovenstaande biografieën.

Hoofd van de luchtbeschermingsdienst Johannes Kenemans verklaarde:

Op zaterdag 4 december 1943, omstreeks 06:00 uur deelde Wybe de Jager, wijkhoofd te De Krim, in deze gemeente mij telefonisch mede, dat in het buurtschap Nieuwlande een vliegtuig was neergestort. In een gevorderde auto begaf ik mij naar de woning van voornoemd wijkhoofd, waarna De Jager en ik naar de plaats van het verongelukte vliegtuig reden.

Op de plaats des onheils aangekomen, zijnde een terrein gelegen in de nabijheid van de woning van den landarbeider G. Stoter te Nieuwlande, trof ik op voormeld terrein de lijken van vier vliegers alsmede de resten van een viermotorige bommenwerper; volgens mededeling van Duitse zijde zou het hier een Lancaster bommenwerper betreffen. Op mijn last werd onmiddellijk tot afzetting van het terrein overgegaan. De bewaking hiervan werd om 13:00 uur door de Duitse Wehrmacht overgenomen. Drie vliegers, welke met parachutes waren gedaald, zijn door de Duitse Wehrmacht krijgsgevangen gemaakt.

Inmiddels verrichtte ik de voorgeschreven telefonische meldingen. Te omstreeks 15:00 uur zijn de lijken van de verongelukte vliegers vrijgegeven. Den volgende dag zijn de lijken gekist en op 6 december 1943 op de algemene begraafplaats te Gramsbergen ter aarde besteld. Waarvan is opgemaakt dit rapport, gesloten en getekend te Gramsbergen, den 7 december 1943. De commandant voornoemd, J. Kenemans.

Ook Sam van Voerst van Lynden, burgermeester van Gramsbergen, schreef over het neerstorten: “Al het werk, waar ik in ben gevallen, is overweldigend veel. Ik had de laatste dagen ook extra veel drukte en narigheid met een Engels vliegtuig dat in mijn gemeente neerstortte. Vandaag is de begrafenis van vier der inzittenden, twee brachten het er levend af en werden gearresteerd. Het één en ander geeft natuurlijk veel gedoe met de Duitsers en allerlei instanties.” Aldus een gedeelte van de brief van de burgermeester aan zijn ouders op 6 december 1943.

Laten we de herinnering levendig houden aan wat Pilot Officer Cecil Harold Phillips, Sergeant John Henry Forrester Cochrane, Sergeant Bernard Cooper, Sergeant George Walter Hewitt, Sergeant William Richard John ‘Bill’ Craze, Sergeant Robert Vivian Duncan ‘Bob’ Smith en Sergeant Aubrey Herbert Bale voor onze vrijheid deden.

Cecil H. Phillips

Piloot

POW/WIA

John H.F. Cochrane

Navigator

KIA

Bernard Cooper

Boordwerktuigkundige

POW

George W. Hewitt

Radiotelegrafist

KIA

William R.J. Craze

Bommenrichter

POW/WIA

Robert V.D. Smith

Rugkoepelschutter

KIA

Aubrey H. Bale

Staartschutter

KIA

De omgekomen bemanningsleden van Lancaster JA685 MG-Z zijn begraven op de Commonwealth War Graves sectie van de Algemene Begraafplaats te Gramsbergen.

Rust in vrede.

De graven van de gesneuvelde bemanningsleden

Heeft u meer informatie over deze crash? Lever het aan

Bronnen:

  • Archief Stichting Luchtoorlog Onderzoek Drenthe
  • Nabestaanden Cecil Phillips en William Craze
  • Nachtjagd Combat Archives – Theo Boiten
  • Hoogeveen en de Luchtoorlog – Albert Metselaar
  • Liefste, wij zijn op reis – Jacqueline Quarles van Ufford

Leave Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.